Op 29 november vond de zoveelste slachtpartij plaats in het oosten van Congo. De streek wordt al decennia geteisterd door nietsontziend geweld. Vaak zijn de daders bekend, maar ze worden slechts zelden berecht. MO*medewerker Kris Berwouts vraagt zich af wie die straffeloosheid een halt toeroept.
Met het einde van 2022 in zicht vangt voor de Democratische Republiek Congo (DRC) een belangrijk jaar aan. Een paar weken geleden kondigde de onafhankelijke kiescommissie aan dat de presidentsverkiezingen, samen met die voor het parlement en de provincieraden, zullen plaatsvinden op 20 december 2023. Dat is net voor het verstrijken van de grondwettelijke tijdslimiet.
Vele factoren maken dat de Congolese democratisering grote kans maakt om vertraging op te lopen. De belangrijkste reden is het geweld dat de laatste maanden weer de overhand heeft genomen in het oosten van het land.
Oost-Congo kampt al drie decennia lang met chronische onveiligheid.
‘Een ongelooflijke uitdaging’: Congo wil volgend jaar verkiezingen organiseren
Oost-Congo kampt al drie decennia lang met chronische onveiligheid dankzij gewapende groepen, een genadeloze competitie voor grondstoffen en een explosieve regionale situatie. Op het einde van de vorige eeuw werd het grootschalig geweld de Eerste Afrikaanse Wereldoorlog genoemd omdat de reguliere legers van negen landen en gewapende groepen, zowel Congolese als van buitenlandse origine, bij het conflict betrokken werden. Het oosten van Congo was het slagveld van deze oorlog, en de burgerbevolking het eerste slachtoffer.
Na de vredesakkoorden van het begin van deze eeuw, een complexe transitie en de historische verkiezingen van 2006 spreken we niet langer van een open oorlog maar van een permanent low-intensity conflict dat nog steeds veel burgerslachtoffers maakte. Regelmatig laaide dat geweld toch hoog genoeg op om Congo dicht bij een nieuwe implosie te brengen en de spanningen tussen de landen in de regio op de spits te drijven. In zo’n periode zitten we de laatste maanden.
In 2021 probeerde president Tshisekedi de situatie in Oost-Congo onder controle te krijgen via een doorgedreven militarisering. Dat resulteerde onder meer in een soort staat van beleg in de twee meest getroffen provincies. Het leidde ook tot het op bilaterale basis uitnodigen van het Oegandese leger op Congolese bodem om te strijden tegen het ADF, één van de gevaarlijkste gewapende groepen van het land. Deze militarisering ging ten koste van niet-gewapende vormen van conflictbeheersing, terreindiplomatie en maatschappijopbouw. Het verhoopte resultaat werd alsnog niet bereikt.
M23
In 2012 groeide het door Rwanda gesteunde M23 uit tot één van de machtigste gewapende groepen van de DRC. In november 2012 namen de rebellen Goma in, de hoofdstad van Noord-Kivu. Een jaar later werd M23 geneutraliseerd. Dat gebeurde door de gezamenlijke inspanningen van het Congolese leger en militairen uit lidstaten van de Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika (SADC), het multilateraal samenwerkingsverband in zuidelijk Afrika.
Net als in het verleden worden de rebellen gesteund door het Rwandese leger, dat wapens en op sleutelmomenten zelfs troepen levert.
Sinds een jaar is M23 terug. In maart 2022 begon een veel omvangrijker offensief, waarbij M23 verschillende dorpen veroverde. In juni veroverde M23 Bunagana, een strategische stad aan de grens tussen de DRC en Uganda. Eind oktober escaleerde de situatie nog verder en raakte Goma zo goed als omsingeld. Net als in 2012-2013 worden de rebellen gesteund door het Rwandese leger, dat wapens en op sleutelmomenten zelfs troepen levert. Op zijn beurt beschuldigt Rwanda Congo ervan samen te werken met het FDLR en Nyatura. Dit zijn twee gewapende groepen die bestaan uit restanten van het voormalig Rwandese regeringsleger en de milities die de genocide hadden uitgevoerd.
De laatste maanden wordt er vooral naar een oplossing gezocht binnen het kader van de East African Community (EAC), het multilateraal samenwerkingsverband van Oost-Afrikaanse landen. Men probeert in te grijpen op twee niveaus. Enerzijds is er het topoverleg tussen de betrokken landen, anderzijds zijn er onderhandelingen tussen de Congolese regering en de gewapende groepen. Daar is M23 echter niet bij betrokken. Beide processen verlopen moeizaam. Toch werd op 23 november in de Angolese hoofdstad Luanda een akkoord bereikt met onder meer een staakt-het-vuren.
Bloedbad
Ondanks het staakt-het-vuren vond op 29 november een gruwelijke moordpartij plaats in en rond het dorp Kishishe. Over wat er precies gebeurde bestaan verschillende versies. Volgens de Congolese overheid heeft M23 er 273 mensen vermoord, voornamelijk burgers. M23 zegt dat het een militaire operatie heeft gehouden tegen FDLR en Nyatura en dat daar helaas maximaal 20 burgerslachtoffers zijn gevallen als collaterale schade. De VN-missie in Congo Monusco houdt het op 131 slachtoffers.
Sinds de slachtpartij staan verschillende landen binnen de internationale gemeenschap kritischer tegenover de Rwandese steun.
Kishishe kan de situatie doen kantelen. Sinds de slachtpartij staan verschillende landen binnen de internationale gemeenschap kritischer tegenover de Rwandese steun. De Verenigde Staten vroegen de Rwandese autoriteiten met aandrang om M23 niet langer te steunen. Later herhaalden ook Frankrijk, Duitsland en België die oproep.
Het blijft voorlopig business as usual, en de Congolese bevolking is het beu. Ze voelt zich door niemand gehoord en beschermd. De eigen autoriteiten slagen er niet in komaf te maken met de erfenis van het extreem slecht bestuur waarvoor we in Mobutu’s dagen het woord kleptocratie hebben moeten uitvinden. De dagelijkse leefomstandigheden blijven bijzonder slecht voor het grootste deel van de bevolking. De buurlanden gaan al decennia door met de roofbouw op de Congolese grondstoffen. En vooral, het geweld gaat verder.
Humanitair chirurg en oud-minister Réginald Moreels had me een tijdje geleden al gecontacteerd. Of we samen iets konden doen rond de gruwelijke toestanden in het oosten van Congo. Vriend Ivan Godfroid suggereerde: ‘We moeten het zo concreet mogelijk houden, als we impact willen hebben.’ Hij stelde voor om een oproep te doen tot het installeren van een onafhankelijke onderzoekscommissie die op het terrein zou onderzoeken wat er precies gebeurd was in Kishishe, wie er gestorven is. De commissie moet in veilige omstandigheden kunnen praten met nabestaanden en slachtoffers.
We lanceren deze oproep nu samen met een paar vrienden die, net als wij, de evolutie op het terrein van dichtbij volgen, en erg nauw met de Congolese bevolking verbonden zijn. Het is niet alleen een hartenkreet maar in de eerste plaats toch een concreet voorstel om op korte termijn een reële stap voorwaarts te zetten in de strijd tegen het geweld in Oost-Congo.
Het rapport van een dergelijke onafhankelijke commissie kan een essentiële bijdrage leveren aan de juridische instanties die een einde kunnen maken aan de straffeloosheid. Opdat het herstel van de rechtstaat kan volgen.
Kishishe zal helaas niet de laatste slachtpartij zijn in Oost-Congo. Maar hopelijk wordt het toch die misdaad tegen de menselijkheid die ons wakker schudt en helpt om tot actie over te gaan. Want we mogen niet wennen aan de gruwel in Oost-Congo.